Fokkerij

Celgetal daalde met 40.000 door 15 jaar fokkerij

Fokken op uiergezondheid heeft geleid tot een daling van het percentage subklinische mastitis met 10 procentpunt
Fokken op uiergezondheid heeft geleid tot een daling van het percentage subklinische mastitis met 10 procentpunt

Fokken op uiergezondheid heeft ervoor gezorgd dat het celgetal in de melk van Nederlandse melkkoeien in 15 jaar tijd met 40.000 cellen per ml is gedaald. 

Ook de klauwgezondheid is in de afgelopen jaren sterk verbeterd als gevolg van een hogere genetische aanleg, blijkt uit een analyse van de genetische trends in de zwartbonte holsteinpopulatie van de Animal Evaluation Unit (AEU) van CRV-stamboek.

Tien procentpunt minder subklinische mastitis

De genetische weerstand tegen uiergezondheidsproblemen is in de afgelopen vijftien jaar sterk verbeterd, zo is te zien in figuur 1. Hierin is per geboortejaar de gemiddelde fokwaarde van de melkkoeien weergegeven. De fokwaarde voor klinische mastitis is bijvoorbeeld gestegen met 4 punten. Dit komt volgens  de onderzoekers van AEU overeen met ongeveer 3 procentpunt minder mastitis. Voor subklinische mastitis en celgetal is een stijging over dezelfde periode te zien van 7 tot 8 punten fokwaarde. Dit komt overeen met circa 10 procentpunt minder subklinische mastitis en een daling van het celgetal met 40.000 cellen per ml.

Figuur 1 – Genetische trend in de zwartbonte holseinpopulatie in Nederland voor de uiergezondheidskenmerken klinische mastitis, subklinisch mastitis en celgetal.
Figuur 1 – Genetische trend in de zwartbonte holseinpopulatie in Nederland voor de uiergezondheidskenmerken klinische mastitis, subklinisch mastitis en celgetal.

Tien procentpunt minder klauwaandoeningen

Ook de genetische aanleg voor klauwgezondheid is de afgelopen vijftien jaar duidelijk verbeterd. De gemiddelde fokwaarde klauwgezondheid steeg met meer dan 6 punten. Dit heeft geresulteerd in 10 procentpunt minder klauwaandoeningen. Op alle zes geregistreerde klauwaandoeningen is genetische vooruitgang geboekt dankzij fokken en selecteren op basis van de klauwgezondheidsindex, zo toont figuur 2.

Figuur 2 – Genetische trend in de zwartbonte holsteinpopulatie in Nederland voor de fokwaarde klauwgezondheid en de zes onderliggende kenmerken
Figuur 2 – Genetische trend in de zwartbonte holsteinpopulatie in Nederland voor de fokwaarde klauwgezondheid en de zes onderliggende kenmerken

Genoeg variatie ondanks beperkte erfelijkheidsgraad

De grote genetische vooruitgang op uier- en klauwgezondheid is gerealiseerd ondanks de relatief lage erfelijkheidsgraad van deze kenmerken. ‘Er is genoeg variatie in genetische aanleg tussen dieren om met succes op deze kenmerken te kunnen fokken’, concluderen de AEU-onderzoekers. ‘Uier- en klauwgezondheid zijn bovendien onderdeel van de NVI en worden daarmee consequent meegenomen in het fokdoel’, verklaren ze.