Eerste Vlaamse snijmais heeft 20,8 procent droge stof
De eerste snijmais in Vlaanderen, die tussen 10 en 15 mei gezaaid is, bevat gemiddeld 20,8 procent droge stof.
Dat blijkt uit de eerste staalnames genomen op 22 augustus door het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV). Met deze staalnames helpt het LCV het optimale oogsttijdstip bepalen voor landbouwers en loonwerkers. Dit doen ze op basis van verschillende maispercelen verspreid over Vlaanderen, waar de mais tussen 10 mei en 20 juni werd gezaaid. Het gaat om de rassen LG31206 (zeer vroeg), Benedictio (vroeg), SY Glorius (halfvroeg) en P8888 (half laat), aangevuld met nog enkele extra rassen op bepaalde locaties.
Zeer vroege ras hoge drogestofwaarden
Het zeer vroege ras tekende de hoogste waarde op. ‘Op de locatie Oudsbergen lag het drogestofpercentage ervan op 24,1 procent’, laat het LCV weten. ‘In Bocholt, Tongeren en Westerlo had LG31206 respectievelijk 21,5, 21,4 en 22,7 procent droge stof. De andere rassen zaten op circa 20 procent droge stof.’
Verdere afrijping afhankelijk van groeiomstandigheden
Hoe de afrijping verder evolueert is volgens het LCV afwachten. De groeiomstandigheden waren door het vaak natte weer niet ideaal. ‘De vraag is hoe deze moeilijke groeiomstandigheden verder tot uiting gaan komen’, zegt het LCV. ‘Maar ook het weer van de komende weken zal een invloed hebben, zeker bij de percelen die later gezaaid werden.’