Ruwvoer

Bemestingsadvies: start voorjaarsgift met 20 ton mest per hectare

Zonder derogatie mag er jaarlijks nog ongeveer 45 ton mest per hectare worden uitgereden
Zonder derogatie mag er jaarlijks nog ongeveer 45 ton mest per hectare worden uitgereden

Maak een planning hoeveel drijfmest er wanneer beschikbaar is en verdeel de mest over de eerste drie snedes met achtereenvolgende giften van 20, 15 en 10 ton per hectare.

Dat is het advies dat Mark de Beer, ruwvoerexpert bij Groeikracht, geeft vlak voor de start van het bemestingsseizoen 2025. ‘Door de afbouw van derogatie raken melkveehouders plaatsingsruimte kwijt. Daar waar tot een aantal jaren geleden ongeveer 65 ton per seizoen op een hectare gras mocht worden aangewend, is dat vanaf volgend jaar nog 45 ton bij 3,8 kg stikstof per ton’, schetst De Beer de situatie. ‘Dat betekent zorgvuldig bemesten en nadenken over de verdeling. Drijfmest in het vroege voorjaar zorgt ervoor dat de grasgroei op gang komt. Het is daarom nog steeds het meest efficiënt om je qua bemesting te richten op de voorjaarssnedes. Maar dat zal wel met een lagere mestgift moeten.’ 

Bijbemesten met kali

Zorgvuldig bemesten betekent volgens de ruwvoerexpert dat er al in het voorjaar onderscheid gemaakt moet worden in het bemesten van weide- en maaipercelen. ‘Voor de productie van één ton droge stof heeft gras zes tot zeven ton drijfmest nodig. Voor weidepercelen geldt dan dat een bemesting van 15 ton volstaat, met name voor de smakelijkheid.’ 

Uit dezelfde rekensom valt op te maken dat 45 ton drijfmest goed is voor ongeveer zeven ton droge stof aan grasopbrengst. ‘Dat betekent dat je, zover daar ruimte voor is, moet bijbemesten met kunstmest voor de overige tonnen aan opbrengst. Let daarbij vooral ook op kali. We zien in veel kuilanalyses dat het kaligehalte daalt. Kali zorgt voor celspanning van het gewas. Het levert een bijdrage aan de graskwaliteit door meer eiwitproductie. Als er in de mest- en kuilanalyses een daling van het kaligetal zichtbaar is, dan moet je daarvoor met kunstmest corrigeren.’

Koffiedrinken met de akkerbouwer

Nog een opmerkelijk advies: ‘Ga koffiedrinken met de buurman-akkerbouwer’. De Beer: ‘Zorg dat je weet wanneer hij drijfmest kan gebruiken. Neem een nieuwe analyse van je mestkwaliteit mee als je op de koffie gaat, zodat hij weet wat hij kan verwachten. Waarschijnlijk is ook voor hem het voorjaar het beste moment om mest te gebruiken. Als je dat weet, kun je daar op inspelen. En zorg dat je dan homogene mest voor hem hebt, dus mix je mest tijdig en regelmatig.’

De Beer merkt dat er veel druk staat op de mestmarkt. ‘Veehouders in grasrijke gebieden worden nu voor het eerst geconfronteerd met het afvoeren van mest. Voor hen is het lastig om de juiste afzetkanalen te vinden. Zorg daarom dat je weet hoeveel mest je in de put hebt en wanneer de vraag naar mest het grootst is. Dat is nog de enige manier om iets te doen aan de hoge afvoerkosten van mest en voldoende mest vrij te spelen voor het grasland.’