Ruwvoer

Afrijping laat gezaaide mais stagneert

Het percentage droge stof steeg op de meeste laat gezaaide percelen vorige week niet of nauwelijks
Het percentage droge stof steeg op de meeste laat gezaaide percelen vorige week niet of nauwelijks

Bijna alle mais die in Vlaanderen voor 15 mei is gezaaid, is nu rijp en op veel plaatsen al geoogst. Maar de later gezaaide mais stijgt niet of nauwelijks meer in drogestofpercentage.

Dit blijkt uit een publicatie van het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV), dat de afrijping van verschillende maisrassen volgt op tien locaties verspreid over Vlaanderen. Overigens dateren de monsters waarover het LCV rapporteert van 3 oktober.

Nog ver onder 32 procent droge stof

Op de na half mei gezaaide onderzoekspercelen haalde slechts een enkel zeer vroeg ras op 3 oktober meer dan 32 procent droge stof. Alle andere rassen bleven daar (ver) bij achter. In vergelijking met een week eerder was het percentage droge stof op de meeste percelen niet of nauwelijks nog gestegen en op enkele percelen zelfs gedaald.

Koude nachten remmen afrijping

Volgens het LCV is het zeer de vraag of de laat gezaaide mais nog gaat afrijpen en of het zinvol is deze mais nog langer te laten staan met het oog op een toenemende kans op slechte oogstomstandigheden. ‘Vooral de koudere nachten zorgen ervoor dat de afrijping een stuk trager verloopt of zelfs stagneert’, merken de onderzoekers op. ‘Bovendien is de kolfontwikkeling bij deze mais dikwijls verstoord. Hierdoor krijg je mais met veel groen blad en weinig zetmeel.’

Conservering verstoord

Het LCV adviseert om mais met een lager percentage droge stof wat grover te hakselen en de kuil niet te hoog te maken. ‘Natte mais laat zich misschien beter aandrukken, maar het risico op “drijven” neemt toe. Ook is er meer risico op perssapverliezen’, aldus de onderzoekers. ‘Door het lage zetmeelgehalte wordt het bewaarproces verstoord, waardoor de kuil gevoeliger wordt voor broei’, merken ze op. Snel de kuil afdekken en gebruikmaken van een inkuilmiddel is volgens hen dan ook een must. Daarbij wijzen de onderzoekers ook op een verhoogd risico op de vorming van nitreuze gassen.