Economie

Een hogere levensduur levert bedrijfseconomisch direct weinig op

Bedrijven met een hogere levensduur geven 30 procent meer uit aan strooisel dan bedrijven met een lagere levensduur
Bedrijven met een hogere levensduur geven 30 procent meer uit aan strooisel dan bedrijven met een lagere levensduur

Een hoge gemiddelde levensduur van melkkoeien levert bedrijfseconomisch direct weinig op. Maar omdat bedrijven met een hogere levensduur minder jongvee opfokken ontstaat wel ruimte om binnen de vergunnings- en milieuruimte meer koeien te melken.

Deze conclusie is te trekken uit een analyse van cijfers van klanten van Countus.

Verschil in levensduur 11 maanden

Countus maakte een vergelijking tussen de 25 procent bedrijven met de hoogste gemiddelde levensduur en de 25 procent van de bedrijven met de laagste levensduur. Tussen deze bedrijven zat een verschil van 11 maanden in de gemiddelde leeftijd van de aanwezige koeien.

Twintig procent minder jongvee

Toch blijkt een groot aantal bedrijfseconomische cijfers nauwelijks te verschillen tussen bedrijven met een lage en een hoge levensduur. Zo is de gemiddelde productie per koe in de twee groepen nagenoeg gelijk en ook de krachtvoergift per kg melk verschilt nauwelijks. 

Wel houden bedrijven met een hoge levensduur gemiddeld duidelijk minder jongvee aan: 5,0 stuks per 10 melkkoeien, tegenover 6,3 stuks per 10 melkkoeien voor de 25 procent bedrijven met de laagste levensduur.

Diergezondheidskosten verschillen nauwelijks

Opvallend is dat ook de diergezondheidskosten per koe nauwelijks verschillen tussen de twee groepen. De bedrijven met de hoogste gemiddelde levensduur geven slechts 3 euro meer per koe uit aan diergezondheidskosten dan de bedrijven met de laagste levensduur. 

Wellicht dragen de circa 30 procent hogere kosten voor strooisel op de bedrijven met de hoogste levensduur bij aan het voorkomen van gezondheidsproblemen. Tegelijkertijd geven deze bedrijven bijna 50 procent minder uit aan mineralen en 25 procent minder aan kunstmest.

Kritieke melkprijs nagenoeg gelijk

Al met al zijn de toegerekende kosten voor de bedrijven met de hoogste levensduur maar 3 procent lager dan die op de bedrijven met de laagste levensduur. De kritieke melkprijs verschilt dan ook nauwelijks tussen de twee groepen. De jongveebezetting is op de bedrijven met de hoogste levensduur echter 20 procent lager. ‘Deze groep kan daardoor gemiddeld 8,5 koe extra melken binnen dezelfde vergunnings- en milieuruimte en daarmee krimp gedeeltelijk opvangen’, concludeert Countus. 

Daarnaast verlagen een hogere levensduur en een lagere jongveebezetting volgens het accountantskantoor de koolstofvoetafdruk van de melkproductie.