Mest

N-, P- en K-gehaltes in drijfmest structureel lager dan standaardnorm

De gehaltes aan stikstof en kali in drijfmest laten over de afgelopen vijf jaar een dalende trend zien. Het fosfaatgehalte is redelijk constant gebleven
De gehaltes aan stikstof en kali in drijfmest laten over de afgelopen vijf jaar een dalende trend zien. Het fosfaatgehalte is redelijk constant gebleven

Veehouders die bij bemestingsberekeningen uitgaan van forfaitaire gehaltes nemen een groot risico om structureel te weinig stikstof, fosfaat en kali te geven.

Dit blijkt uit cijfers die Eurofins Agro presenteerde op de Eurofins Expertdagen.

Dalende trend stikstof en kali

De gehaltes aan stikstof, fosfaat en kali in de geanalyseerde drijfmestmonsters van rundvee blijken structureel lager dan de waardes in het Handboek Bodem en Bemesting en de forfaitaire gehaltes in de tabellen van RVO. Met name de gehaltes aan stikstof en kali laten over de afgelopen vijf jaar bovendien een dalende trend zien.

Mediaan voor stikstof op 3,5 g per kg

Zo bevatte de helft van de monsters uit 2025 een stikstofgehalte tussen de 2,9 en 4 g/kg, met een mediaan van ongeveer 3,5 waar de norm voor stikstof 4 g/kg bedraagt. ‘Dit betekent dat in 25 procent van de monsters het stikstofgehalte nog veel lager is’, legde productmanager mest en compost Job Kraaijvanger uit. ‘Bij wegvallen van de derogatie mag per hectare nog 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gegeven. Als je rekent met een stikstofgehalte van 4 g/kg is dat 42,5 kuub’, rekende hij voor. ‘Maar als de mest dan in werkelijkheid maar 3,5 gram stikstof per kg bevat, krijgt het gewas met drijfmest niet meer dan 149 kg stikstof.’ 

Mediaan voor kali op 4,6 g per kg

Ook voor kali blijkt de variatie in gehaltes groot. Standaardberekeningen gaan uit van 5,4 gram per kg mest, terwijl Eurofins Agro in de helft van de monsters van 2025 gehaltes vond tussen de 3,6 en 5,4 met een mediaan van 4,6 g per kg. Bij een gift van 42,5 kuub drijfmest komt dat neer op een totale kaligift tussen de 153 en 230 kg per hectare met een mediaan van 196. ‘En ook voor kali geldt dat een kwart van de monsters veel minder dan 3,6 g per kg bevatte en een kwart veel meer dan 5,4 g per kg’, voegde Kraaijvanger nog toe.

Fosfaat tussen 1,0 en 1,5 g per kg

Het fosfaatgehalte in rundveedrijfmest is in de afgelopen vijf jaar redelijk constant gebleven. Maar ook voor dit element werd steeds een aanzienlijke variatie tussen monsters gevonden. In de helft van de monsters van 2025 lag het fosfaatgehalte tussen de 1,0 en 1,5 met een mediaan van 1,3 g per kg mest. Bij een drijfmestgift van 42,5 kuub per hectare komt dat neer op een variatie in fosfaatgift tussen de 45 en 65 kg met een mediaan van 56 kg. Ook hier geldt de opmerking dat een kwart van de monsters nog (veel) minder dan 1,0 kg fosfaat bevatte en een kwart van de monsters (veel) meer dan 1,5 g per kg.

Melkveemest vaak stikstofrijker dan jongveemest

Kraaijvanger wees in zijn presentatie ook op de variatie in samenstelling tussen mest uit verschillende putten op hetzelfde bedrijf. ‘Zo zijn de stikstofgehaltes in drijfmest van melkkoeien over het algemeen hoger dan in de drijfmest van jongvee’, legde hij uit. ‘Maar ook dit is geen standaard. We zien ook bedrijven waar de drijfmest van het jongvee juist stikstofrijker is dan de drijfmest van het melkvee.’