Graskwaliteit is bij nieuwe mestnormen een hele puzzel

Een grote verschuiving in de ruwvoerkwaliteit is nog niet zichtbaar, maar de lagere bemestingsnormen hebben wel degelijk impact op de ruwvoerwinning.
Afhankelijk van de grondsoort, de intensiteit en het rantsoen hebben melkveehouders diverse knoppen om aan te draaien. Dat blijkt uit een rondgang onder voerspecialisten in het zomernummer van VeeteeltGRAS.
Stap voor stap wennen
Stap voor stap moeten melkveehouders wennen aan lagere bemestingsnormen en minder mestplaatsingsruimte. Buiten de NV-gebieden (met nutriënten verontreinigde gebieden) valt de impact nog te corrigeren met een extra kunstmestgift, maar daarbinnen geldt voor de totale stikstofgebruiksnorm een korting van 20 procent.
Countus maakte een analyse met KringloopWijzers van bedrijven die de volledige stikstofgebruiksnorm benutten en vergeleek die met bedrijven die 80 procent van hun gebruiksnorm benutten.
Grote spreiding tussen bedrijven
De lagere stikstofgift uit kunstmest zorgt met name op zand- en op veengrond voor een lagere vem-waarde, volgens Countus. Het gaat om bijna een procent minder vem, terwijl de daling op klei meevalt (–0,1 procent). Ook de opbrengst loopt terug, tot wel 10 procent op kleigrond.
Op een gemiddeld bedrijf komt dat neer op een kostenpost van ruim tienduizend euro door aankoop van ruwvoer. Maar het meest opvallend is de grote spreiding tussen bedrijven, zegt Nico Stokman, samensteller van de analyse. ‘Dat geeft aan dat je kunt sturen. Het is geen hard gegeven dat 20 procent minder stikstof gebruiken automatisch leidt tot 10 procent minder opbrengst of een lagere kwaliteit van het gras.’
Eiwit dat niet in de koe komt, komt ook niet in de mest
Cijfers van Eurofins tonen dat de trend van de afgelopen tien jaar vrij constant is. ‘De vem neemt zelfs iets toe door jonger maaien en effecten van veredeling’, zegt Antoon Jacobs, graslanddeskundige bij Eurofins. ‘Het eiwitgehalte ligt vrij stabiel rond de 160 gram per kilo droge stof. Je ziet wel seizoenseffecten door natte of droge jaren en er lijkt een voorzichtige tendens zichtbaar naar eiwitarmer voeren.’
Die beweging van minder eiwit voeren kan volgens Jacobs wel leiden tot een vicieuze cirkel. ‘Wat niet in de koe komt, komt ook niet in de mest. We zien de stikstofgehalten in de mest al jaren dalen. Dat beeld is duidelijker dan dat van lagere eiwitgehalten in het gras.’
Nico Stokman, Countus:Het is geen hard gegeven dat 20 procent minder stikstof gebruiken automatisch leidt tot 10 procent minder opbrengst of een lagere kwaliteit van het gras
Aanpassing van het bouwplan
Naast jonger maaien zijn de inzet van klaver en aanpassing van het bouwplan mogelijke oplossingen om de lagere bemestingsmogelijkheden op te vangen.
Nick van Eekeren, onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut, geeft zijn voorkeur aan voor een bouwplan met 60 procent blijvend grasland, 20 procent grasklaver (rood en wit) gedurende drie jaar en 20 procent mais of een andere akkerbouwgewas gedurende drie jaar. ‘De klaver groeit goed zonder kunstmeststikstof op de stikstofarme stoppel. Na mais hoeft er minder bemesting na het scheuren van de drie jaar oude grasklaver’, zegt Van Eekeren. ‘Op de andere percelen streef je naar blijvend grasland met een hoog stikstofleverend vermogen. Je kunt proberen voederwaardedaling voor te blijven door jonger te maaien, maar dan ga je sterk productie verliezen. De kosten per kilo droge stof geoogst product stijgen dan.’
Zomernummer VeeteeltGRAS deze week in de brievenbus
Nog meer details over de gevolgen van bemesten voor de graskwaliteit en opbrengst zijn te lezen in het hoofdverhaal van het zomernummer van VeeteeltGRAS, dat deze week op de deurmat valt.