Maatschappij

Rabobank: ‘De melkveehouderij blijft belangrijk in veenweidegebieden’

Zo’n 20 procent van het Nederlandse graslandareaal ligt in veenweidegebieden
Zo’n 20 procent van het Nederlandse graslandareaal ligt in veenweidegebieden

Door nieuwe verdienmodellen en doelgerichte maatregelen krijgen melkveehouders in veenweidegebieden meer keuzevrijheid om hun bedrijf duurzaam vorm te geven. Samenwerking tussen boeren, overheden en natuurorganisaties ligt daarbij aan de basis. Dat is het toekomstbeeld van Rabobank voor het veenweidegebied in 2040. 

Rabobank verwacht bovendien dat in de toekomst de ‘echte’ waarde van voedsel, met oog op klimaat, natuur en dierwelzijn, beter wordt meegenomen in de prijs. Zo ontstaat een systeem waarin boeren eerlijk worden beloond voor hun bijdrage aan een duurzame leefomgeving. ‘Dit is essentieel voor het behoud van grondgebonden (melk)veehouderij in veenweidegebieden’, schrijft Rabobank in het rapport. 

20 procent van melkveebedrijven in veenweidegebied

Uit cijfers van WUR, CBS en Rabobank blijkt dat zo’n 2400 tot 3000 melkveebedrijven in veenweidegebieden liggen. Dat is ongeveer 20 procent van het totaalaantal melkveebedrijven in Nederland. Deze veenweidebedrijven leveren ruim 2,5 miljard kg melk. 

De veenweidebedrijven in Friesland hebben met 33 procent het grootste aandeel in de melkproductie afkomstig van veenweidebedrijven. De cijfers laten ook zien dat 33 procent van de melkveehouders ook maatschappelijke taken oppakt, zoals agrarisch natuurbeheer, boerderijverkoop, recreatie of zorglandbouw. 

Ook een vijfde graslandareaal in veenweidegebied

Uit de cijfers blijkt ook dat zo’n 20 procent van het Nederlandse graslandareaal in veenweidegebieden ligt, ongeveer 200.000 hectare verspreid over Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland, Overijssel en Friesland. Door bodemdaling en een hoge CO2-uitstoot staan deze gebieden onder druk.

Recente inzichten laten zien dat de CO2-uitstoot uit veengronden lager ligt dan eerder werd aangenomen. Het klimaatdoel voor 2030 wordt waarschijnlijk bijgesteld van 1,0 naar 0,6-0,7 megaton CO2-reductie. Voor melkveehouders verandert er in de praktijk waarschijnlijk weinig, omdat hun rol in het behalen van de doelen grotendeels onveranderd blijft, meldt Rabobank. 

Hoewel melk van veenweidebedrijven een hogere CO2-footprint per kilogram kan hebben dan melk van andere grondsoorten, onderstreept Rabobank dat deze bedrijven juist door hun extensieve werkwijze veel bijdragen aan natuur- en landschapsbeheer.

Vanaf 2026 jaarlijks 500 miljoen euro voor agrarisch natuurbeheer

Ook op het gebied van financiële waardering ziet Rabobank positieve ontwikkelingen. Zo wordt het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), dat melkveehouders ondersteunt bij hun inzet voor biodiversiteit, landschap, klimaat en water, vanaf 2026 flink uitgebreid naar 500 miljoen euro per jaar. Van dat bedrag is bijna 200 miljoen euro structureel bedoeld om het ANLb verder uit te breiden, bijvoorbeeld om meer landbouwgrond onder het stelsel te brengen, de vergoedingen te verhogen en het programma breder toepasbaar te maken. Hierdoor kunnen meer melkveehouders deelnemen. 

Daarnaast worden mogelijkheden zoals koolstofcertificaten verkend, al is vereenvoudiging van het huidige meetsysteem daarvoor nog nodig. Volgens Rabobank biedt onderzoek vanuit het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide (NOBV) kansen tot betere meetmethoden.