Raad van State kraakt Vlaamse stikstofaanpak
Opaak! Zo omschrijft de Raad van State het ingediende decreet voor de Vlaamse aanpak over de programmatische aanpak stikstof. In het advies wordt meermaals verwezen naar een gebrek aan transparantie en onderbouwing.
Het decreet werd eind juli ingediend in het Vlaamse Parlement en onder meer ondertekend door Bart De Wever en Tom Ongena, respectievelijk voorzitters van N-VA en Open Vld. De timing van indiening volgde op een spoedoverleg met het Britse Ineos over de vernietiging van een omgevingsvergunning voor een nieuwe ethaankraker van Ineos.
In het advies stelt de Raad van State meermaals een gebrek aan transparantie en onderbouwing van de beleidskeuzes vast in het decreet. Bovendien wijst ze op discrepanties tussen het voorgelegde decreet en het PAS-akkoord in de schoot van de Vlaamse regering.
Individuele passende beoordeling
Ook meer in detail is de Raad van State kritisch. Ze stelt meerdere malen vast dat het decreet in strijd is met de Habitatrichtlijn, vaak verwijst ze naar artikel zes van deze richtlijn. In dit artikel is bepaald dat er een verplichting is om, wat betreft de milieudruk van stikstofdepositie, de nodige instandhoudingsmaatregelen te nemen, alsook de resultaatsverplichting om beschadigde habitats te herstellen.
Daarbij is, aldus het advies, de programmatische aanpak en het gebruik van drempelwaarden bij beoordelingskaders voor vergunningsverlening niet principieel uitgesloten. Evenwel stelt de Raad vragen bij de uitzonderingen in sommige casussen en bedrijfsvormen om geen passende beoordeling te hoeven uitvoeren voorafgaand aan de toekenning van een vergunning. Daarbij kijkt de Raad onder meer naar het hanteren van drempelwaarden. De Raad stelt dat een passende beoordeling per casus noodzakelijk is, conform het bewuste artikel.
Lacunaire verantwoordingen en problematische procedures
Verder heeft het RvS-advies vragen bij het vergunnen ‘op krediet’, waarbij de gevolgen van PAS-maatregelen bij de aanvraag van een vergunning al worden meegenomen in de beoordeling van de vergunning.
Ook heeft de Raad twijfel bij de effecten – en het gebrek aan wetenschappelijke consensus – van de AEA- en PAS-lijst, is de berekening van de impactscore niet transparant en creëert deze rechtsonzekerheid. De Raad wijst ook op de mogelijke verenigbaarheid van dit decreet met bijvoorbeeld dierenwelzijn of andere componenten van het leefmilieu.
Of de verschillen in behandeling tussen landbouw en industrie steunen op een objectief criterium en redelijk verantwoord zijn, heeft de Raad van State niet op sluitende wijze kunnen beoordelen. Ze verwijst daarbij ook naar de soms lacunaire verantwoordingen.
Tot slot noemt ze de beroepsprocedure voor piekbelasters problematisch. Deze impliceert dat de VLM een exploitant kan aanduiden als piekbelaster op basis van een berekening die geen rekening houdt met gegevens die dermate belangrijk zijn dat de exploitant ze op straffe van onontvankelijkheid bij zijn administratief beroep moet voegen.