Lubbert van Dellen ziet lichtpuntjes in Kamerbrief over mestplannen
Een Kamerbrief die verbinding zoekt en duidelijk maakt welke stappen er te maken zijn om ruimte te krijgen op de mestmarkt. Echt concrete maatregelen ontbreken nog, maar de boodschap van minister Wiersma stemt Lubbert van Dellen van Flynth adviseurs en accountants niet ontevreden.
Voorafgaand aan de Kamerbrief over de mestmarkt van minister Wiersma spraken krantenkoppen van drastische maatregelen en ingrijpende gevolgen voor de veestapel. Lubbert van Dellen, marktdirecteur agro en bedrijfsadviseur bij Flynth adviseurs en accountants, leest vooral een brief van een minister die probeert verbinding te zoeken met boeren en met Brussel. Hij beantwoordt zeven vragen over de inhoud van de Kamerbrief en wat dit betekent voor melkveehouders.
Stemt de Kamerbrief u optimistisch?
‘Als je de negatieve krantenkoppen in het achterhoofd hebt, komen die niet helemaal overeen met de inhoud van de brief. Feit is gewoon dat de minister op korte termijn weinig kan doen. En dan is met deze maatregelen wel te werken. Wat me ook opviel, is dat de brief inzet op herstel van vertrouwen tussen de sector en het ministerie, en tussen het ministerie en Brussel. Wiersma legt open uit wat de ruimte is – en die is beperkt op korte termijn – maar de kritische noot is wel dat de echte duidelijkheid en invulling nog moeten komen.’
Wat is de belangrijkste conclusie die u trekt uit de brief?
‘In de brief benoemt Wiersma veel maatregelen, de een uitgebreider dan de ander. Maar het belangrijkste om te beseffen – dat staat niet zwart op wit in de brief – is dat de EU niet meer mestruimte gaat geven voordat de veestapel tot een bepaald niveau is gekrompen én voordat wettelijk is vastgelegd dat de veestapel daarna niet meer mag en kan groeien. Als Nederland daaraan kan voldoen, is er best weer ruimte en wellicht zelfs een vorm van derogatie mogelijk, zodat meer eigen mest ingezet kan worden voor gewassen en minder kunstmest.’
Lubbert van Dellen, marktdirecteur agro en bedrijfsadviseur bij Flynth:Er zijn veel bedrijven zonder opvolgers, dus ik schat in dat een nieuwe stoppersvergoeding wel wat veehouders een kritische blik in de spiegel laat werpen
De echte duidelijkheid moet volgens u nog komen, maar wat is er wel duidelijk na deze brief?
‘De invulling van veel maatregelen is inderdaad nog onduidelijk en die is uiteindelijk cruciaal voor het toekomstperspectief. Maar volgens mij zijn er een aantal maatregelen waar melkveehouders in het bijzonder wat mee kunnen. Zo noemt Wiersma het voerspoor, en hoe ruw eiwit in het rantsoen – zeker richting of onder de 160 gram – een lagere excretienorm kan geven. Daar zit perspectief. Ook lijkt vee aanhouden voor een nieuwe teldatum echt niet nodig en kun je kritisch kijken naar melkkoeien en jongvee waar je verder mee wilt. Het ondereind kan eruit, als je dat niet al gedaan hebt. Daar kun je als melkveehouder wat mee.’
Waar zet minister Wiersma nog meer op in?
‘Ze wil op korte termijn forse stappen kunnen zetten met renure om inzet daarvan in 2025 al mogelijk te maken. Met renure wordt mest bewerkt tot een kunstmestalternatief. Dat geeft ruimte op de mestmarkt en minder aankoop van kunstmest, waarmee veehouders hun eigen mest beter in kunnen zetten. Ze opent een subsidieregeling om de techniek te installeren waarmee mest kan worden bewerkt. Verder stelt ze een bestuurlijk boegbeeld aan voor lokale vergunningverstrekking en ze zet in op (mono)mestvergisting, wat goed past in de energietransitie en knelpunten in het energienetwerk. Daarmee is ze positief over technische oplossingen van het mestprobleem. Zulke stappen zetten vraagt lef van ondernemers, maar ook zijn vergunningen, een bepaalde omvang van het bedrijf en de investeringen nodig. Daar wil het ministerie serieuze subsidies voor uittrekken.’
En er is zelfs uitzicht op nieuwe derogatie?
‘Een van de dingen die door Wiersma wordt aangestipt, is de mogelijkheid om vanaf 2026 misschien al een nieuwe vorm van gewas- en grondsoortderogatie te kunnen regelen. Voorwaarden zijn wel de eerdergenoemde krimp en de wettelijke vastlegging van de omvang van de veestapel. Ook wil ze de aanwijzing van NV-gebieden opnieuw nagaan. Hoe de nieuwe gewas- en grondderogatie eruitziet, weten we pas later na afstemming met Brussel, maar ook dit helpt zeker.’
Lubbert van Dellen, marktdirecteur agro en bedrijfsadviseur bij Flynth:Wat mij opviel, was dat ze wél aan de slag wil met gasvormige verliezen en met de vraag of de excretienormen überhaupt nog aansluiten bij de praktijk van vandaag
Verwacht u dat de vrijwillige stoppersregeling voldoende effect kan hebben?
‘We hebben al de LBV-regeling voor piekbelasters, maar Wiersma wil een nieuwe vrijwillige beëindigingsregeling opzetten. Er zijn veel bedrijven zonder opvolgers, dus ik schat in dat een nieuwe stoppersvergoeding wel wat veehouders een kritische blik in de spiegel laat werpen. Zeker als er in de markt wel belangstelling is voor grond en niet voor gebouwen. Uiteraard hangt dat af van de precieze vergoeding, maar ik denk dat er bij vrijwillige stoppers zeker ruimte te behalen is. En als de minister een generieke korting wil voorkomen, is perspectief om vrijwillig te stoppen voor anderen dan piekbelasters ook nodig.’
Staan er nog andere interessante toezeggingen in de brief?
‘Wat mij opviel was dat ze wél aan de slag wil met gasvormige verliezen en met de vraag of de excretienormen überhaupt nog aansluiten bij de praktijk van vandaag. Terecht lijkt me, want de cijfers die worden gebruikt bij de excretienormen, zijn niet heel recent. Bij melkvee zijn de cijfers uit 2018, gebaseerd op rantsoengegevens van 2015-2017, terwijl de ruweiwitgehalten in gras en melkveerantsoenen tegenwoordig anders zijn. Bij varkens en pluimvee hebben we het over cijfers uit 2010 en 2012. Die worden inmiddels ook anders gevoerd dan ruim tien jaar geleden. Het zou best wel eens kunnen dat de werkelijke excretie inmiddels lager ligt dan destijds is waargenomen.’