Celgetal ziet nieuwe piek in 2022 door veranderde referentiematerialen
Het gemiddelde celgetal van Nederlandse melk is volgens Qlip vorig jaar gestegen naar 209.000 cellen per milliliter. Dat is 23.000 meer dan het gemiddelde celgetal in 2021, dat op 186.000 lag. De stijging is vooral het gevolg van de nieuwe referentiematerialen die het zuivellaboratorium moet toepassen.
De stijging van het celgetal werd door het gebruik van de nieuwe internationale referentiematerialen al voorspeld. Volgens Qlip zou het nieuwe referentiemateriaal – materiaal waarvan de samenstelling zeer nauwkeurig bekend is – ertoe leiden dat het celgetal met zo'n 12 procent zou toenemen. Die verwachting lijkt goed te kloppen: het celgetal is met 12,36 procent gestegen. Een hogere blootstelling aan hittestress in 2022 vergeleken met het jaar daarvoor heeft ook invloed op het hogere celgetal.
Laagste ureumgehalte sinds metingen
In de metingen is ook te zien dat het gemiddelde ureumgehalte in 2022 het laagste is sinds het begin van de metingen in 1999. Met precies 20,0 gram per 100 gram melk is het aandeel ureum in melk 3 gram gedaald vergeleken met 2018 en is het bijna 10 gram lager dan bij de eerste meting in 1999.
Het ureumgehalte is geen kwaliteitsparameter zoals de rest van de gegevens die Qlip deelt, maar in het kader van stikstofreductie wordt er veel op dit kenmerk gelet.
Minder kiemen en antibioticaresiduen
Het gemiddelde kiemgetal van melk is enigszins afgenomen, van 13.500 kiemvormende eenheden (kve) per milliliter melk naar 13.100. Daarbij is het percentage enkelvoudige kiemgetallen boven 100.000 kve iets gestegen, van 0,74 naar 0,78 procent van de onderzochte monsters.
Over heel 2022 is bij 1 op de 12.500 monsters de Europese limiet voor antibioticaresiduen overschreden. In de tweede helft van 2021 was dit 1 op 11.000, dus daar is een kleine verbetering te zien.