Een-op-eenrelatie met jongvee-opfokker geen risico voor diergezondheid

Melkveebedrijven die een gesloten een-op-eenrelatie hebben met een opfokker die geen vee van andere bedrijven opfokt, hebben een vergelijkbare diergezondheid als gesloten melkveebedrijven waar de veehouder het jongvee zelf opfokt.
Op bedrijven met een open bedrijfsvoering is de diergezondheid, ongeacht de opfokstrategie, juist slechter dan op gesloten bedrijven, zo blijkt uit onderzoek van GD, uitgevoerd in opdracht van de sector en het ministerie van LVVN.
Open bedrijven hebben slechtere diergezondheid
Aanvoeren van dieren blijkt gemiddeld genomen ten koste te gaan van de diergezondheid. Een verhoogde kans op insleep van dierziekten door aankoop van dieren is volgens GD een belangrijke risicofactor voor extra sterfte en afvoer. Ook lopen bedrijven met een open bedrijfsvoering een hoger risico op verhoogde celgetalparameters, meer antibioticagebruik en een langere tussenkalftijd. Dit heeft waarschijnlijk ook te maken met een verlaagde weerstand als gevolg van stress door transport en introductie van nieuwe dieren.
Kwart bedrijven fokt geen jongvee op
GD constateert dat het aantal jongveeopfokbedrijven stijgt. Ongeveer een kwart van de Nederlandse melkveebedrijven besteedt de opfok van jongvee uit aan één of meerdere opfokkers en/of koopt drachtige vaarzen aan. GD verwacht dat de belangstelling hiervoor verder zal toenemen met het afbouwen van de derogatie. De specialisten adviseren veehouders om bij uitbesteden van de jongveeopfok te kiezen voor een gesloten eenheid met één opfokker.