Draagvlak ibr-bestrijding in Vlaanderen onder druk

Het draagvlak voor de Vlaamse ibr-bestrijding staat onder druk, meldt Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ). Dat zou deels komen door de uitzonderingspositie van enkele chronisch besmette ibr-bedrijven waar de afvoer van ibr-dragerdieren is uitgesteld.
Verder hielden sommige begunstigden zich niet aan de spelregels en bleven er positieve dieren in de handel circuleren. Zolang er positieve dieren aanwezig zijn, blijven er bewegingen van dragers.
Op 28 januari 783 dragerdieren in Vlaanderen
Sinds eind vorig jaar ziet DGZ een duidelijke toename in het aantal ibr-besmette dieren in de handel. Tussen begin 2024 en midden januari 2025 zijn er in Vlaanderen zo’n 440 ibr-dragerdieren gedetecteerd op een totaal van 47.475 verhandelde dieren. Door die toename zijn vijf bedrijven, in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen, to haard verklaard. Er zijn bovendien nog heel wat lopende verdenkingen. In totaal gaat het over een twintigtal bedrijven in Vlaanderen.
Op 28 januari 2025 waren er 783 dragerdieren aanwezig in Vlaanderen. De meest recente gevallen van de virusinsleep zijn volgens DGZ te linken aan de aankoop van dieren.
Negatieve beeldvorming
Veehouders dreigen hun geloof in een effectieve ziektebestrijding te verliezen, merkt de diergezondheidsorganisatie. De negatieve beeldvorming die ontstaat rond het ibr-programma heeft bredere impact. Die tast niet alleen het huidige draagvlak aan, maar ondermijnt ook het vertrouwen in de toekomstige aanpak van dierziektebestrijding in België. Daarom geeft de organisatie advies voor toekomstbestendige ziektebestrijding.
Meer duidelijkheid voor dieren in de handel
DGZ stelt zowel korte- als langetermijnacties voor. Met de kortetermijnacties wil ze vooral de huidige ibr-situatie keren.
Vooral de helderheid rond het ibr-programma moet volgens hen beter. Duiding vanuit rundveeorganisaties moet het nut van voorgestelde acties laten zien. Daarnaast wil DGZ een duidelijkere timing van de uit te voeren stappen voor dieren in de handel. Daarbij wordt gedacht aan verplicht bloedonderzoek en eventuele opschorting van handelsstallen. Dit is belangrijk voor de tracering en het statuutbeheer van het vee.
Minder lang onderweg
Met de langetermijnacties moet de dierziektebestrijding in de toekomst beter. Zo denkt DGZ aan een volledig realtime-statuutbeheer van de runderen in de handel. Dit betekent dat de verplaatsing van vee te allen tijde wordt geregistreerd en bijgehouden. Op die manier wordt de ziekteverspreiding via de handel ingedijkt.
Ook zou er een aanpassing van de wetgeving moeten komen dat koeien niet meer tot dertig dagen onderweg mogen zijn. Dat moet volgens DGZ echt korter. Daarnaast moet de rundveesector een strikter bioveiligheidssysteem uitwerken voor alle inrichtingen, maar ook tijdens het vervoer, verzamelen en verhandelen van de dieren.
Oormerk bij nutsdieren in natuurgebieden
Tot slot pleit DGZ voor een strenger toezicht op identificatie en registratie van nutsdieren die vrij rondlopen in natuurgebieden. De nutsdieren moeten dus allemaal een oormerk dragen. Ook moeten deze nutsdieren, net als landbouwhuisdieren, beantwoorden aan de regelgeving rond dierengezondheid. De nodige analyses en vaccinaties tegen bijvoorbeeld blauwtong en EHD gelden dan ook voor hen.