Fokkerij

Ouder worden heeft (g)een prijs

In landen waar weidegang een rol speelt, is de levensduur hoger
In landen waar weidegang een rol speelt, is de levensduur hoger

Is een langere levensduur zaligmakend? Als het aan de Nederlandse consument ligt wel, maar wat zijn de consequenties als koeien ouder worden? Is er een optimum? 

Hoge vervangingspercentages in de Verenigde Staten en Scandinavië hebben een economisch motief. Een discussieverhaal met (internationale) specialisten geeft inzicht in de wereldwijde aandacht voor levensduur.

Emotie over levensduur speelt vooral in Nederland

In 3,9 lactaties gemiddeld 38.327 kg melk en een gemiddelde leeftijd bij afvoer van 6 jaar en 2 maanden. Nog nooit lagen de levensduur en de levensproductie van de Nederlandse melkkoe zo hoog als afgelopen boekjaar, zo bleek vorige maand uit de mpr-jaarstatistieken. 

‘Nederland behoort qua levensduur en levensproductie tot de wereldtop’, zo weet Henk Hogeveen, hoogleraar bij de leerstoelgroep Bedrijfseconomie in Wageningen. ‘In Nederland wordt veelal gepromoot dat een langere levensduur veehouders geld oplevert. Maar het is ook een onderwerp dat leeft bij de consument’, aldus Hogeveen, die wijst op de nieuwste campagne van Wakker Dier waarin wordt gesproken van ‘sloopmelk’. ‘Die emotie speelt minder in andere landen. Daar liggen de levensduurcijfers lager, maar dat komt vooral door andere bedrijfseconomische omstandigheden.’

Vervangingspercentages hoger in Scandinavië en België

Melkveehouder Henk Schoonvelde is voorzitter van de European Dairy Farmers Nederland (EDF). Hij herkent het beeld dat boeren in andere delen van Europa er bewust voor kiezen om koeien eerder af te voeren. ‘In Scandinavië en België liggen de vervangingspercentages duidelijk hoger, zo tussen de 30 en 40 procent. Dat zijn juist de landen die het in economische bedrijfsvergelijkingen goed doen’, analyseert Schoonvelde. 

‘Dat zet je aan het denken. Als je op de cijfers inzoomt, dan zie je dat de diergezondheidskosten er lager zijn en de melkproductie per koe hoger is. Het streven naar een alsmaar hogere levensduur heeft een keerzijde, er is een optimum.’ 

Minder dan drie lactaties in de VS

De Amerikaanse onderzoeker Albert de Vries, als professor melkveehouderij verbonden aan de University of Florida ziet een tweedeling in de wereld als het over levensduur gaat. ‘In landen waar weidegang een rol speelt, is de levensduur hoger. In landen waar de koeien jaarrond binnenlopen, halen ze een hogere dagproductie per koe, maar daar zie je dat koeien sneller worden vervangen. Uiteindelijk maakt het voor de levensproductie niet zo heel veel uit.’ Met andere woorden, zo stelt De Vries: een wereldwijde norm voor optimale levensduur bestaat niet. 

In de Verenigde Staten maken koeien gemiddeld 2,7 lactaties voordat ze worden afgevoerd. Dat is ruim een lactatie minder dan in Nederland. ‘De belangrijkste oorzaak is de hoeveelheid jongvee op een bedrijf. Als er een vaars afkalft, moet er een koe wijken’, aldus De Vries. ‘De gemiddelde vervanging ligt in de VS tussen de 35 en 40 procent. Het gaat hier om de hoeveelheid winst per ligbox. Er is altijd een slechtste koe om te vervangen. Door de slechtste koe af te voeren en een nieuwe vaars toe te voegen gaat de productie en daarmee de winst per ligbox omhoog.’ 

In de VS maken koeien gemiddeld 2,7 lactaties
In de VS maken koeien gemiddeld 2,7 lactaties

Minder opfokkosten en onderhoudsvoer

In Nederland is Willem van Laarhoven van het advies-bureau Valacon een promotor van het verhogen van de gemiddelde levensduur. ‘Zolang een oude koe meer melk produceert en minder kosten maakt dan een vaars, moet je haar niet vervangen’, stelt Van Laarhoven. ‘Een oudere koe geeft makkelijker meer melk en gebruikt minder voer, omdat ze niet meer hoeft te groeien. Jonge boeren, met vaak veel koeien per arbeidskracht, hebben geen tijd voor de extra zorg en zijn dan geneigd koeien eerder af te voeren. Maar jongveeopfok kost veel geld. Vaker de klauwverzorger of de dierenarts erbij betrekken, zodat er meer aandacht is voor klauw- en uiergezondheid, kan al snel uit en leidt tot een langere levensduur.’

Geen economisch verschil

Een vaak gehoord argument om koeien tijdig te vervangen zijn de toenemende kosten voor gezondheid en verzorging van oudere koeien. Voor onderzoekers in Wageningen een motief om de bedrijfseconomische gevolgen eens feitelijk in beeld te brengen. ‘We hebben gegevens van CRV aan economische data van Flynth gekoppeld’, zo legt Hogeveen uit. Daarbij werd gekeken naar de gezondheidskosten en de melk- en vleesopbrengsten, maar ook naar de opfokkosten. ‘We zagen geen economisch verschil tussen bedrijven met een hoge en bedrijven met een lage levensduur. Met andere woorden: het verhogen van de levensduur hoeft geen negatieve gevolgen te hebben.’

De onderzoekers vonden geen verband tussen de hoogte van de levensduur en de gezondheidskosten. Een kanttekening bij de Wageningse studie is er wel. ‘We hebben gewerkt met gegevens tot 2016, dus nog zonder fosfaatwetgeving. Juist die wetgeving heeft voor een afname van de hoeveelheid jongvee gezorgd, waardoor het vervangingspercentage is gedaald. Die effecten zijn we nu aan het onderzoeken.’

In Nederland komen vier lactaties en een levensproductie van 40.000 kg melk bij afvoer in zicht
In Nederland komen vier lactaties en een levensproductie van 40.000 kg melk bij afvoer in zicht

Wel verzorgen, niet verplegen

In de VS belemmert of stimuleert wetgeving de levensduur van de koe niet. Het is vooral de economie die bepalend is, zo stelt De Vries. ‘Hier praten we over de “tweede carrière” van de koe, haar carrière als vleeskoe. De vleesprijzen zijn de laatste jaren zo hoog dat je een groot deel van de opfokkosten kunt wegstrepen. Vervangen van een oude koe door een jonge vaars kost daardoor niet veel.’

De Vries merkt dat verhogen van de levensduur geen issue is onder Amerikaanse consumenten. ‘Iedereen, boer en burger, wil uiteraard dat een koe gezond oud kan worden. Daar kan altijd aan gewerkt worden via fokkerij of op de bedrijven zelf. Maar koeien verzorgen moet geen koeien verplegen worden. Dat is niet goed voor het welzijn van de koe, maar ook niet voor de economie.’ 

Optimum nog niet bereikt

In Nederland komen een gemiddelde van 40.000 kg melk en vier lactaties bij afvoer in zicht. ‘We hebben het optimum hier nog niet bereikt, het kan hoger’, stelt Hogeveen. Van Laarhoven valt hem bij: ‘Staar je er niet op blind dat een vaars beter is dan een oude koe. Fokkerij is belangrijk, maar management nog veel meer. Grotere bedrijven werken veel meer op koppelniveau, die willen geen verrassingen. Juist de Nederlandse familiebedrijven kunnen door individuele aandacht voor de koe een langere levensduur bij afvoer bereiken.’

Dit artikel is een verkorte weergave van het verhaal dat verschenen is in het novembernummer van Veeteelt.