Exterieurscore uier nauwelijks van invloed op melkrobotefficiëntie
Fokken op fraaie uiers heeft amper invloed op de melkrobotefficiëntie. Dat blijkt uit afstudeeronderzoek van Jasper Nooteboom bij de Animal Evaluation Unit (AEU) van coöperatie CRV
Dat toont aan dat de uierscore van een koe de geproduceerde hoeveelheid melk per minuut robottijd nauwelijks beïnvloedt.
Hoogste correlatie voor speenlengte
AEU laat dat zien aan de hand van speenlengte. Dat uierkenmerk heeft van alle uierkenmerken met ─0,17 de hoogste correlatie met melkrobotefficiëntie. Toch wijken koeien met extreme fokwaarden voor speenlengte weinig af van het gemiddelde voor de fokwaarde melkrobotefficiëntie. Zo scoren koeien met 92 voor speenlengte (korte spenen) gemiddeld maar 1 fokwaardepunt hoger voor melkrobotefficiëntie dan koeien met fokwaarde 100 voor speenlengte.
0,02245 kg per minuut
AEU rekende ook uit wat dat verschil in de praktijk betekent. Bij koefokwaarden staat een verschil van 1 punt in fokwaarde melkrobotefficiëntie gelijk aan 0,0225 kilo melk per minuut. In de praktijk betekent dit dat de koe met fokwaarde 92 voor speenlengte 0,0225 kilo melk per minuut meer geeft dan een koe met fokwaarde 100 voor speenlengte.
Zes seconden sneller klaar
Gemiddeld produceert een vaars in de melkrobot 1,48 kilo melk per minuut. Bij een productie van 10 kilo melk per robotbezoek komt dat neer op een melkbeurt die 6 minuten en 46 seconden duurt. Een vaars met 101 voor fokwaarde melkrobotefficiëntie (en 92 speenlengte) geeft per minuut 0,0225 kg melk meer. Dat komt neer op 1,50 kilo melk per minuut in de melkrobot. Bij deze vaars zal de melkbeurt bij een productie van 10 kg melk op 6 minuten en 40 seconden uitkomen. De vaars met een speenlengte van 92 is dus maar zes seconden sneller klaar dan de vaars met een speenlengte van 100.
Voor de overige exterieurkenmerken is dat verschil in duur van de melkbeurt nog kleiner, merkt AEU op. Dat komt doordat deze kenmerken een lagere correlatie hebben met melkrobotefficiëntie dan speenlengte.
Lees hier de blog van AEU over het onderzoek.