Britse wetenschapper: ‘Genetische vooruitgang in gevaar door strikte inteeltgrens’

Houd bij het maken van paringen een maximale inteeltgraad van 6,25 procent aan. Zo luidt al tientallen jaren het advies aan veehouders, maar het is de vraag of ze daaraan moeten blijven vasthouden.
Dat stelde Marco Winters, hoofd van de afdeling fokkerij van het Britse AHDB, tijdens de Britse Cattle Breeders Conference.
Fokwaarden nakomelingen lager
‘Veehouders moeten de inteeltgraad binnen hun veestapel zeker in de gaten houden. Maar als ze koste wat kost streven naar paringen met een inteeltgraad van 6,25 procent of lager, dan lopen ze het risico dat ze genetisch niet vooruitgaan en de efficiëntie van hun veestapel achteruitgaat’, gaf Winters aan.
Het strikt hanteren van een grens van 6,25 procent zorgt ervoor dat de fokwaarden van de nakomelingen in de meeste gevallen lager zijn dan die van de moeder. Dat blijkt uit onderzoek van het Agricultural and Horticulture Development Board (AHDB). Alleen bij het paren van dieren met een heel lage fokwaarde zou genetische verbetering nog mogelijk zijn binnen de grens van 6,25 procent inteelt.
Genenpool even divers als 30 jaar terug
Het risico van inteelt is onder meer dat de genetische variatie terugloopt. Toch ziet Winters dat in de praktijk niet terug. ‘Om genetische vooruitgang te boeken heb je genetische variatie nodig. En met een te beperkte genenpool zou een populatie gevoeliger kunnen zijn voor onverwachte uitdagingen. Maar onze gegevens laten zien dat de genenpool nog net zo divers is als dertig jaar geleden, zonder tekenen dat de genetische vooruitgang stagneert.’
Marco Winters, hoofd afdeling fokkerij AHDB:Veehouders moeten zich richten op genetische vooruitgang. De veehouder runt een bedrijf, geen dierentuin
Richten op genetische vooruitgang
Angst voor inteelt omdat er in de toekomst mogelijk iets zou kunnen gebeuren, mag de genetische vooruitgang wat Winters betreft niet in de weg staan. ‘Veehouders hoeven niet bezig te zijn met de instandhouding van een ras, maar moeten zich richten op genetische vooruitgang. De veehouder runt een bedrijf, geen dierentuin. Als de volgende generatie niet beter is dan de vorige, is er uiteindelijk geen toekomst.’
Wel paringsprogramma’s inzetten
Winters wil daarmee niet zeggen dat veehouders helemaal niet op inteelt hoeven te letten. ‘Veehouders moeten zich richten op het verminderen van de snelheid waarmee inteelt toeneemt in hun veestapels. Gebruik hiervoor een groep stieren met de laagste inteeltpercentages, vermijd paringen tussen nauw verwante dieren en maak gebruik van paringsprogramma’s om de beste paringen te maken’, adviseert hij.