AMvB Dierwaardigheid kost melkveehouder tienduizenden euro’s per jaar

Het uitvoeren van de maatregelen in de AMvB ‘Dierwaardige veehouderij’ kost een gemiddeld melkveebedrijf in 2040 tussen de 33.000 en 60.000 euro per jaar.
Als de aanpassingen voor extra leefoppervlak gerealiseerd moeten worden binnen de bestaande stalruimte, zal de veestapel moeten krimpen en kan de opbrengstderving oplopen tot meer dan 100.000 euro. Dit blijkt uit een economische analyse door Wageningen Social and Economic Research van de gevolgen van de vorige week gepubliceerde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Dierwaardige Veehouderij.
Investeren in verbouw of nieuwbouw
Minister Wiersma had het instituut gevraagd de economische consequenties door te rekenen van haar voorstel ten behoeve van de internetconsultatie die op dit moment open staat. De onderzoekers werkten voor hun berekeningen met verschillende pakketten van samenhangende maatregelen. Als basissituatie kozen ze een bedrijf met 120 melkkoeien en 0,6 stuks jongvee per melkkoe. Als referentiestal kozen ze de gemiddelde maten van een 2+2-, 1+3- en 0-6-0-ligboxenstal.
Om aan de eisen van de AMvB te voldoen zullen veehouders eenmalig moeten investeren in nieuwbouw of verbouw. De onderzoekers gaan ervan uit dat dit ergens tussen 2030 en 2040 gerealiseerd zal worden. Ze rekenden ook met een scenario waarin uitbreiding van de stal niet mogelijk is en minder dieren zullen moeten worden gehouden om aan de welzijnseisen te voldoen.
Investering 2200 euro per koeplaats
De onderzoekers gingen uit van een basispakket met maatregelen, zoals minimaal een ligplaats per koe van 1,20 meter breed, minimaal 9 vierkante meter stalruimte per koe, jet kalf minimaal 12 uur na de geboorte bij de koe en een verbod op onthoornen. Voor kalveren is in het basispakket onder andere gerekend met een afvoerleeftijd van minimaal 28 dagen en geen individuele huisvesting vanaf 14 dagen. Dit pakket vraagt om een investering van bijna 2200 euro per koeplaats. Dat komt neer op een kostenverhoging van 280 euro per koeplaats per jaar en circa 33.600 euro voor een bedrijf met 120 koeien.
Als staluitbreiding niet mogelijk is, zal de veestapel van het gemiddelde bedrijf met 25 procent moeten krimpen. Dat komt neer op een totale opbrengstderving van circa 58.000 euro.
Forse opbrengstderving bij minder koeien
Naast het basispakket werd ook een pakket met zwaardere eisen doorgerekend. In dit pakket hielden de onderzoekers rekening met een minimaal staloppervlak van 13 vierkante meter per koe (in plaats van 9) en geen individuele huisvesting voor kalveren vanaf dag 7. Dit pakket kost het gemiddelde bedrijf ruim 60.000 euro per jaar als de stal kan worden uitgebreid. Bij krimp van de veestapel loopt de opbrengstderving op tot bijna een ton per jaar.
Ten slotte rekenden de onderzoekers aan de bouw van een vrijloopstal met 15 vierkante meter ligoppervlakte en 20,4 vierkante meter leefoppervlakte per koe. Dit verhoogt de jaarlijkse kosten met bijna 43.000 euro per bedrijf. Als een vrijloopstal binnen de bestaande stalruimte gerealiseerd moet worden, moet de veestapel met 62 procent krimpen en bedraagt de opbrengstderving ruim 135.000 euro.
Het volledige rapport ‘impactanalyse dierwaardigheid’ is te downloaden van de website van Wageningen UR.