Voeding

Eiwitefficiëntie melkkoe ligt wereldwijd op 27 procent

Koeien in de tweede helft van de lactatie hebben minder eiwit nodig
Koeien in de tweede helft van de lactatie hebben minder eiwit nodig

Van elke 3 kg eiwit in het rantsoen maakt een koe 0,8 kg melkeiwit. Daarmee ligt de eiwitefficiëntie op 27 procent. 

Dat vertelde Jean-Baptiste Daniel, onderzoeker bij Trouw Nutrition, tijdens een studiedag in Den Hout. ‘Die gemiddelde efficiëntie hebben we berekend aan de hand van 168 internationale, wetenschappelijke studies’, verduidelijkte Daniel.

Minder eiwit tweede helft lactatie

Het betekent dat er een aanzienlijk deel van de stikstof uitgescheiden wordt en verloren gaat via mest en urine. Om die verliezen te beperken worden wereldwijd veel onderzoeken gedaan. Een lager eiwitgehalte in het rantsoen bijvoorbeeld of de inzet van aminozuren. Er liggen volgens Daniel kansen door goed te kijken naar de keuze van grondstoffen in het rantsoen en vooral door de onbestendigeiwitbalans (oeb) te verlagen. ‘Vooral koeien in de tweede helft van de lactatie kunnen met minder eiwit uit de voeten. Zo is er geen verschil in melkproductie als je het ruw eiwit in het rantsoen van de koeien vanaf 150 dagen in lactatie van 17,3 naar 14,4 procent verlaagt.’

Kansen voor aminozuren

Tijdens de studiedag werd ook gewezen op het toevoegen van aminozuren in het rantsoen. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwit en het toevoegen ervan kan mogelijk een efficiëntere eiwitbenutting opleveren. Piet Ameel, nutritionist bij Trouw Nutrition, stelde dat toevoegen van essentiële aminozuren 48 cent per koe per dag kost en 25 cent aan melkgeld oplevert. ‘Dat is een negatief saldo van 23 cent per koe per dag’, zo rekende hij voor. Toch zag hij wel kansen. ‘Er zitten tussen grondstoffen verschillen in de profielen van aminozuren. Daar moeten we meer kennis van krijgen en ervaring mee opdoen.’ Hij wees op de gunstige verhoudingen van aminozuren in grasmeel, palmpitten en raapzaadschroot. ‘Als we de profielen van de essentiële aminozuren van de gevoerde grondstoffen beter afstemmen op het aminozuurprofiel van caseïne in melk, dan liggen daar mogelijkheden.’