Politiek

LTO: ‘Melkveehouderij beter af met 20 procent minder koeien’

Erwin Wunnekink: ‘Laten we die krimp organiseren op een manier die het minst pijn doet en neem daar tien jaar voor.’
Erwin Wunnekink: ‘Laten we die krimp organiseren op een manier die het minst pijn doet en neem daar tien jaar voor’

Met een geleidelijke en georganiseerde krimp van het aantal melkkoeien met 20 procent kan de Nederlandse melkveehouderij met minder pijn voldoen aan de vele doelen die op de sector afkomen.

Dit zegt Erwin Wunnekink, voorzitter van de vakgroep melkveehouderij van LTO Nederland, in een interview met het vakblad ZuivelZicht.

Afbouw derogatie pijnpunt

Het pleidooi van Wunnekink is vooral ingegeven door het verlies van derogatie. ‘Veel bedrijven moeten mest gaan afvoeren en dat heeft een gigantische impact op de mestmarkt. Het gevolg is hoge mestafzetkosten’, legt hij uit. ‘Veehouders kunnen dit voorkomen door dieren af te voeren, of ze houden de productie op peil en krijgen te maken met een veel hogere kostprijs.’ De vakgroepvoorzitter vreest dat zo alleen de bedrijven met lage financiële lasten overblijven en dat juist de jonge ondernemers het zwaar krijgen. 

Generieke krimp voorkomen

Door de hoge mestafzetkosten blijft er volgens Wunnekink bovendien minder ruimte over om te investeren in het halen van andere (milieu)doelen. ‘Het is daarom beter als de sector actief meedenkt over de gewenste omvang van de veestapel’, aldus de LTO-bestuurder. Door krimp binnen de sector bespreekbaar te maken hoopt hij te voorkomen dat de overheid uiteindelijk zal kiezen voor een gedwongen generieke krimp. ‘Laten we die krimp organiseren op een manier die het minst pijn doet en neem daar tien jaar voor’, oppert Wunnekink.

Transitiefonds en tijd nodig

Wunnekink denkt dat met een geleidelijke en georganiseerde krimp van het aantal koeien met 20 procent de vele doelen voor de sector haalbaar zijn. Hij denkt dat deze geleidelijke krimp onder andere georganiseerd kan worden door het afromen van fosfaatrechten bij overdracht en een goede opkoopregeling. Van de overheid vraagt de belangenbehartiger een transitiefonds en tijd. En dit betekent ook dat de afbouw van derogatie meer geleidelijk plaats zal moeten vinden. ‘Wat we nodig hebben is een uitvoeringsagenda met een overtuigend actieprogramma eronder’, aldus Wunnekink.