In Vlaanderen kunnen 117 mestverwerkers renure leveren
Vlaanderen telt op dit moment 139 operationele mestverwerkingsinstallaties, waarvan er 117 in aanmerking komen om renure te produceren, een kunstmestvervanger op basis van dierlijke mest. Deze installaties verwerken de dunne fractie van mest, de basisgrondstof voor het maken van renure.
Dat blijkt uit een studie van het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM), uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Het onderzoek volgt op de recente goedkeuring van het Europees Nitraatcomité om 80 kg stikstof (N)/ha/jaar uit renure toe te dienen boven op de dierlijke bemestingsnorm van 170 kg N/ha/jaar. Drie renure-producten zijn daarbij goedgekeurd: ammoniumzouten verkregen via het proces stripping-scrubbing, mineralenconcentraat uit omgekeerde osmose en struviet.
Vier scenario’s
VCM onderzocht vier scenario’s, waarbij renure 5, 10, 15 of 25 procent van het kunstmestgebruik kan vervangen. In de analyse werd enkel rekening gehouden met de investeringskosten in installaties. Operationele kosten en opbrengsten uit de verkoop van renure-producten bleven buiten beschouwing. Het doel was om met zo min mogelijk installaties en tegen zo laag mogelijke kosten een bepaald vervangingspercentage van kunstmest te realiseren.
Volgens het rapport werd er in 2023 in Vlaanderen 50,9 miljoen kg N uit kunstmest gebruikt. Vijf procent van die hoeveelheid vervangen door renure, komt overeen met 2,55 miljoen kg N.
Ammoniakstrippers blijken het interessantst
Uit de analyse van de scenario’s blijkt dat 24 nieuwe ammoniakstrippers nodig zijn om 5 procent van het kunstmestgebruik te vervangen. De totale investeringskosten voor de sector zouden daarbij 7,98 miljoen euro bedragen, goed voor een jaarlijkse afschrijving van 798.000 euro bij een afschrijvingstermijn van tien jaar.
Dezelfde hoeveelheid renure kan ook worden geproduceerd met 12 installaties voor omgekeerde osmose, maar de jaarlijkse afschrijvingskosten zouden dan oplopen tot 2,73 miljoen euro, wat deze optie minder aantrekkelijk maakt. ‘De meest gunstige productie van renure is dus enkel het gebruik van ammoniakstrippers’, aldus het rapport. Voor één ammoniakstripper werd gerekend met jaarlijkse afschrijvingskosten van gemiddeld 33.000 euro, tegenover 228.000 euro voor een omgekeerde osmose-installatie. Daarom werd in de verdere analyse enkel nog met ammoniakstrippers gewerkt.
Toenemende investeringsbehoefte bij hogere vervanging
Bij 10 procent vervanging van het kunstmestgebruik, goed voor 5,09 miljoen kg N, zouden 47 ammoniakstrippers nodig zijn, met jaarlijkse afschrijvingskosten van 1,60 miljoen euro.
Bij 15 procent vervanging (7,64 miljoen kg N) stijgt dat tot 71 ammoniakstrippers en 2,36 miljoen euro aan jaarlijkse afschrijvingen.
In het meest ambitieuze scenario, waarbij een kwart van het kunstmestgebruik wordt vervangen, wordt jaarlijks 12,8 miljoen kg N uit renure teruggewonnen. Dat vraagt om 118 ammoniakstrippers, goed voor een jaarlijkse afschrijvingskost van 3,92 miljoen euro.
Inzet renure technisch gezien haalbaar
Volgens de studie van VCM tonen deze resultaten aan dat de inzet van renure technisch haalbaar is, maar dat de investeringsbehoefte en infrastructuur snel toenemen naarmate een groter aandeel van het kunstmestgebruik wordt vervangen.