Soortenrijk grasland houdt bodemleven actief, zelfs bij droogte

Graslanden met meerdere plantensoorten ondersteunen het bodemleven beter dan percelen met slechts één soort. Bodemdieren, zoals regenwormen, springstaarten en mijten, blijven actiever in soortenrijke graslanden. Ook tijdens droogte.
Dat blijkt uit onderzoek van Universiteit Utrecht. De onderzoekers onderzochten zes jaar lang de invloed van plantendiversiteit en neerslagveranderingen op bodemdieren. Ze bestudeerden hiervoor graslandpercelen met één, vier, acht of twaalf plantsoorten, die vervolgens werden blootgesteld aan droogte of normale neerslag.
Bodemdieren verplaatsen bij droogte naar diepere lagen
De onderzoekers zagen een duidelijk patroon: hoe meer plantensoorten in een perceel, hoe actiever de bodemdieren. Ook bij droogte bleef die activiteit hoog in soortenrijke percelen. Wel verplaatste het bodemleven zich bij droogte naar diepere lagen, waar meer vocht en voedsel beschikbaar was.
De oorzaak daarvan ligt waarschijnlijk in hoe planten omgaan met droogte. Planten met ondiepe wortels blijven bij droogte nog dichter bij het oppervlak. Planten met diepe wortels groeien juist verder de grond in, op zoek naar water. In graslanden met veel verschillende soorten, en dus verschillende worteldieptes, ontstaat zo een verschuiving van voedingsstoffen naar diepere bodemlagen. Bodemdieren volgen deze verschuiving en blijven daardoor actief, ook onder droge omstandigheden.
Tijdelijke opleving in percelen met één plantsoort
Opvallend was dat bodemdieren in percelen met slechts één plantensoort soms tijdelijk actiever waren tijdens de droogte. Waarschijnlijk kwam dat door een toename van dood plantenmateriaal, zoals afgestorven wortels. Maar dit effect was van korte duur en minder stabiel dan in percelen met meerdere plantensoorten.
Sneller herstel in soortenrijk grasland
Na de droogte herstelde het bodemleven in soortenrijke percelen snel. De relatie tussen plantendiversiteit en bodemactiviteit keerde terug naar het patroon van voor de droogte. Dit resultaat past bij wereldwijde bevindingen dat biodiverse graslanden sneller opkrabbelen na verstoringen. Nieuw is echter dat dit onderzoek laat zien hoe dat gebeurt: bodemdieren passen hun gedrag aan, bijvoorbeeld door dieper te gaan graven, en houden zo de afbraakprocessen in gang. Dat wijst volgens de onderzoekers op een grote veerkracht.