Voeding

Dairy Campus onderzoekt relatie methaanemissie, rantsoen en pensmicrobioom

Onderzoekers vermoeden dat je de ene koe anders moet voeren voor minder methaan dan de andere koe
Onderzoekers vermoeden dat je de ene koe anders moet voeren voor minder methaan dan de andere koe

Wageningen University & Research is op Dairy Campus gestart met onderzoek naar de relatie tussen methaanemissie, rantsoen en de samenstelling van het pensmicrobioom van individuele koeien. 

Met de voerproef hopen de onderzoekers antwoord te krijgen op de vraag of de methaanemissie van individuele koeien verschillend reageert op verschillende rantsoenen. De uitkosten bieden mogelijk kansen om de methaanemissie te verminderen door koeien meer op maat te voeren.

Pensmicrobioom sterk koegebonden

‘Uit eerdere proeven weten we dat de methaanemissie verschilt tussen koeien binnen een koppel dat hetzelfde rantsoen krijgt. Dit verschil is deels erfelijk bepaald en veroorzaakt door fysiologische verschillen, maar wordt ook beïnvloed door verschillen in de samenstelling van de micro-organismen in de pens, het zogenaamde pensmicrobioom’, vertelt Sanne van Gastelen van de afdeling Diervoeding van Wageningen Livestock Research. ‘Het pensmicrobioom is sterk koegebonden. Dat wil zeggen dat iedere koe, onafhankelijk van het rantsoen, min of meer een eigen en constant microbioom heeft’, vult ze aan.

Koeien met lage en hoge methaanemissie

Het onderzoek op Dairy Campus is gestart met het meten van de methaanemissie van een groep van 192 koeien met zogenaamde GreenFeed-apparatuur. Uit deze groep zijn 12 koeien geselecteerd met een lage methaanemissie (gemiddeld 16 g methaan per kg drogestofopname) en 12 koeien met een hoge methaanemissie (gemiddeld 24 g methaan per kg drogestofopname). 

Voerproef met twee rantsoenen

Met deze 24 koeien is in januari een voerproef gestart met twee rantsoenen: een rantsoen met veel snijmais met een lage methaanemissiefactor en een rantsoen met veel graskuil met een hoge methaanemissiefactor. Alle koeien ontvangen beide rantsoenen gedurende vier weken. Van alle koeien worden methaanemissie, voeropname en productie gemeten. Ook worden monsters genomen van de pensvloeistof om het pensmicrobioom vast te stellen.

Blijven lage koeien laag?

‘Met deze proef willen we antwoorden vinden op twee vragen’, vertelt Van Gastelen. ‘Ten eerste zijn we benieuwd of koeien met een lage methaanemissie en koeien met een hoge methaanemissie, laag en hoog blijven op de verschillende rantsoenen. Daarnaast willen we weten of de methaanemissie van de koeien met een lage en koeien met een hoge emissie evenveel daalt op het rantsoen met een lage methaanemissiefactor’, legt ze uit.

Individueel voeren voor minder uitstoot

Met de uitkomsten van het experiment hopen de onderzoekers meer inzicht te krijgen in de relatie tussen methaanemissie, rantsoen en pensmicrobioom. ‘We vermoeden dat je de ene koe anders moet voeren voor minder methaan dan de andere koe’, legt Van Gastelen uit. ‘Als dat zo is dan kunnen we in de toekomst de methaanemissie mogelijk verlagen door koeien meer op maat te gaan voeren.’