Mest

Stikstofwerking urine op grasland valt tegen

De tegenvallende stikstofwerking zou te wijten kunnen zijn aan stikstofverliezen door de vorming van ammoniak bij toediening, denitrificatie en een minder egale verdeling van de urinefracties in sleuven dan bij de volvelds toediening van KAS
De tegenvallende stikstofwerking zou te wijten kunnen zijn aan stikstofverliezen door de vorming van ammoniak bij toediening, denitrificatie en een minder egale verdeling van de urinefracties in sleuven dan bij de volvelds toediening van KAS

De stikstofwerking van urinefracties die worden opgevangen bij mestscheiding in de stal blijft achter bij die van kunstmeststikstof. En deze is ook lager dan op basis van de samenstelling van de meststof verwacht mag worden.

Onderzoekers van Wageningen Plant Research vonden in veldproeven op grasland voor verschillende urinefracties een stikstofwerking tussen de 51 en 77 procent, ten opzichte van de stikstofwerking van KAS-kunstmest die op 100 procent werd gesteld.

Veldproeven met verschillende dunne fracties

De veldproeven werden in de jaren 2022 tot en met 2024 uitgevoerd op grasland, waarbij de stikstofwerking van verschillende dunne fracties werd vergeleken met die van KAS. In alle jaren is 80 kg stikstof per hectare gegeven. De dunne fracties waren afkomstig van een koetoilet en een Lely Sphere. Daarnaast werden ook producten uit een stikstofstripper en met plasmatechniek behandelde dunne mestproducten meegenomen in de proeven.

Stikstofwerking hoger in eerste snede

In 2022 werden de urinefracties toegediend voor de tweede snede en werd een stikstofwerking tussen de 57 en 64 procent gevonden (ten opzichte van de stikstofwerking van KAS). In 2023 werd bemest voor de derde snede en werd een stikstofwerking van 51 tot 58 procent geconstateerd. De hoogste stikstofwerking (66 tot 77 procent) werd gevonden in 2024, toen bemest werd voor de eerste snede. 

Minder ammoniak bij koeler weer

De tegenvallende stikstofwerking zou volgens de onderzoekers te wijten kunnen zijn aan stikstofverliezen door de vorming van ammoniak bij toediening. Dit zou ook de verschillen tussen de jaren kunnen verklaren. In 2022 en 2023 werd onder droge, zomerse omstandigheden bemest, in 2024 bij relatief koel en nat weer. Naast ammoniakvorming kan ook denitrificatie een verklaring zijn voor de lagere stikstofwerking, net als een minder egale verdeling van de urinefracties in sleuven in vergelijking met de volvelds toediening van KAS.

Aanzuren had geen effect

In de veldproef werd ook het effect gemeten van het aanzuren van urine uit het koetoilet, maar dit verbeterde de stikstofwerking niet. Het bewerken van dunne fracties met de plasmatechniek van N2-Applied leidde in 2022 en 2023 tot een significante stijging van de stikstofwerking. In 2024 was de stikstofwerking juist significant lager dan die van het onbewerkte mestproduct. De verhoging van de stikstofwerking in 2022 en 2023 hangt waarschijnlijk samen met het hogere minerale stikstofgehalte en de lagere pH, waardoor het risico van ammoniakemissie lager is. Voor de lagere stikstofwerking in 2024 is geen duidelijke verklaring. Mogelijk hangt het samen met de natte omstandigheden, waardoor er door de aanwezigheid van nitraat een hoger risico was op denitrificatie of uitspoeling. 

Stikstofwerking in mais wel vergelijkbaar met KAS

De onderzoekers deden ook veldproeven in de snijmaisteelt. Hierbij werden verschillende bemestingsvarianten vergeleken met een standaard bemesting van rundveedrijfmest aangevuld met een startgift van kunstmeststikstof in de rij. Urine, toegediend naast de rij, had in mais wel een vergelijkbare stikstofwerking als kunstmest in de rij. De onderzoekers vermoeden dat dit te maken heeft met de toedieningstechniek. In de maisteelt werd de urine geïnjecteerd en daardoor volledig met grond bedekt. Op grasland werd de urine toegediend in open sleufjes waardoor stikstof verloren kon gaan in de vorm van ammoniak.

Het volledige onderzoeksrapport is te downloaden van de website van Wageningen UR.