Gras

Laageiwitgras kan helpen bij verlagen ammoniakemissie

Gras met een lager eiwitgehalte kan een oplossing bieden voor hoge stikstofverliezen uit rantsoenen met veel vers gras in het najaar
Gras met een lager eiwitgehalte kan een oplossing bieden voor hoge stikstofverliezen uit rantsoenen met veel vers gras in het najaar

Het is mogelijk om via veredeling Engels-raaigrasrassen te ontwikkelen die, bij een gelijkblijvende opbrengst en voederwaarde, minder eiwitrijk zijn.

Deze rassen kunnen helpen bij het verminderen van stikstofverliezen uit grasrijke rantsoenen en daarmee de emissie van ammoniak verlagen, concludeert Jeroen Pijlman van het Louis Bolk Instituut naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek op het Veenweide Innovatie Centrum in Zegveld.

Tot 9 gram minder ruw eiwit

De onderzoeker vond experimentele Engels-raaigraslijnen die 9 gram minder ruw eiwit per kg droge stof bevatten dan een regulier BG3-mengsel. De drogestofopbrengst van deze experimentele lijnen was niet lager dan van het reguliere mengsel. Het onderzoek werd uitgevoerd op veengrond bij een bemesting van 250 kg stikstof per hectare.

Interessant voor veengrond

De onderzoeker ziet in de uitkomsten van zijn werk mogelijkheden om via veredeling van gras de ammoniakuitstoot uit de melkveehouderij te verlagen. ‘Voeren van een rantsoen met maximaal 15 procent ruw eiwit is een effectieve methode om stikstofverliezen te verminderen’, stelt Pijlman. ‘Een laageiwitrantsoen samenstellen is echter lastig op bedrijven waar veel gras gevoerd wordt, zeker op gronden met een hoog stikstofleverend vermogen, zoals veengrond. In de zomer en het najaar kan het eiwitgehalte in gras en daarmee het ureumgehalte in de urine hoog oplopen. Gras met minder eiwit zou dan uitkomst kunnen bieden’, denkt hij. Overigens zou ook het telen van kruiden of andere grassoorten dan Engels raaigras kunnen helpen om de eiwitovermaat in grasrijke rantsoenen te beperken.

Ook voor andere grasbedrijven

De onderzoeker erkent dat het op het eerste gezicht onlogisch lijkt om gras te veredelen op minder eiwit. ‘Maar op echte grasbedrijven zit er in sommige perioden zoveel eiwit in het rantsoen dat dit niet meer te compenseren is via bijvoeding. Dat geldt voor bedrijven in veenweidegebieden in Nederland maar bijvoorbeeld ook voor grasbedrijven in Ierland en Nieuw-Zeeland. Ook voor veehouders in deze landen kunnen de bevindingen van dit onderzoek interessant zijn’, denkt hij. Overigens is zijn onderzoek experimenteel. ‘Laageiwitrassen zullen nog niet op korte termijn op de markt zijn’, denkt Pijlman.

Stikstofkringloop op lager niveau

Als gras in het najaar minder eiwit bevat, betekent dit dat er minder stikstof wordt opgenomen uit de bodem. Theoretisch zou dit het risico op uitspoeling van stikstof kunnen vergroten. Toch hoeft omschakelen naar laageiwitgras volgens Pijlman niet per se te leiden tot hogere nitraatgehaltes in het grondwater. ‘Minder eiwit in het rantsoen betekent ook minder eiwit in mest en urine. Daardoor zal uiteindelijk de stikstofkringloop op een bedrijf op een lager niveau uitkomen, waardoor de verliezen zullen verminderen’, legt de onderzoeker uit. Op dit moment bekijkt hij met behulp van een computermodel wat op lange termijn de gevolgen zijn van het telen van laageiwitgras.

De volledige (wetenschappelijke) publicatie van het onderzoek is te downloaden van de website van het Louis Bolk Instituut