Gras

Hooguit één drijfmestgift voor bedrijven met veel weidegang vanaf 2026

Door netjes te werken bij het uitrijden van mest gaat er minder stikstof verloren
Door netjes te werken bij het uitrijden van mest gaat er minder stikstof verloren

Bedrijven die veel weidegang toepassen zullen vanaf 2026 hun grasland hooguit één keer kunnen bemesten met drijfmest.

Als gevolg van strengere mestnormen door het wegvallen van derogatie zullen bedrijven zonder mestoverschot die jaarlijks 2500 uur weiden nog maar 25 kuub mest mogen uitrijden. Een deel van de mest komt immers tijdens het weiden al op het land. Dat was de boodschap van Wim Bussink van het NMI tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) in Nijkerk.

20 kuub minder mest per hectare

Bedrijven die alles maaien en de koeien opstallen hebben volgens de normering van 170 kg N in 2026 nog ongeveer 42 kubieke meter beschikbaar, zo becijferde Bussink. ‘Vanwege deze scherpe normen is het belangrijk om de mest die er is zo goed mogelijk te benutten. Dat betekent netjes werken bij het toedienen en focus op de gift in het voorjaar. Je moet zorgen dat alle mest voor 1 juli op het land ligt.’

In de huidige situatie van 250 kg stikstof per ha heeft een melkveebedrijf dat deelneemt aan derogatie en mais en gras teelt, plaatsingsruimte voor 62,6 kubieke meter drijfmest met standaardgehalten. Zonder derogatie in 2026 is dat nog 42 kubieke meter.  

Verdeling mest tussen mais en gras

Het is de uitdaging om de beschikbare mest zo optimaal mogelijk in te zetten. Door mais met drijfmest op 80 tot 90 procent van het advies te bemesten en de rest van de beschikbare mest in te zetten voor grasland is volgens Jantine van Middelkoop van Wageningen UR de efficiëntie het grootst. ‘Ten opzichte van het advies behaal je dan nog 92 procent van de drogestofopbrengst’, zo rekende ze voor. ‘De relatieve opbrengst qua vem ligt dan ook op 92 procent. Door het minder optimaal bemesten van grasland, nog geen 60 procent door gebrek aan drijfmest, ligt de totale ruweiwitopbrengst van het hele bedrijf op 80 procent ten opzichte van de optimale opbrengst.’ Met andere woorden: het tekort aan eiwit zal er door het wegvallen van derogatie niet kleiner op worden.