Selectief mastitis behandelen vooral een winst bij sterke uiergezondheid
Niet-ernstige klinische mastitis selectief behandelen is vooral een winst voor melkveehouders die de uiergezondheid van hun koeien al goed onder controle hebben. Idealiter ligt het gemiddelde celgetal rond de 200.000 cellen per milliliter en nog liever rond de 150.000. Ligt dat celgetal hoger, dan is de winst van selectief behandelen minder groot. Wel heeft selectief behandelen een duidelijk voordeel: de melk mag sneller de tank in en er wordt minder antibiotica gebruikt.
Dat blijkt uit een twee jaar durend VLAIO-project rond uiergezondheid. UGent, DGZ, Hooibeekhoeve en ILVO voerden het onderzoek uit, samen met zo’n dertig melkveehouders.
Selectief behandelen betekent dat koeien met niet-ernstige klinische mastitis niet automatisch antibiotica krijgen. Pas wanneer een sneltest binnen 24 uur aantoont dat de kiem grampositief is of het monster gecontamineerd, volgt er een kuur. ‘Zo voorkomen we dat we antibiotica inzetten als dat niet nodig is’, zegt Lien Creytens, dierenarts en onderzoeker bij het M-team van UGent.
Melkproductie daalt licht bij selectief behandelen
Selectieve behandeling heeft volgens het onderzoek een nadeel: de melkproductie daalt licht op bedrijven met een minder goede uiergezondheidsmanagement. Dat effect is kleiner bij bedrijven die al starten met een sterke uiergezondheid. ‘Waar het basismanagement nog niet goed is, werk je dat dus eerst beter bij voordat je aan selectief behandelen of selectief droogzetten begint’, zegt Creytens, die wijst op onder meer het afvoerbeleid van dieren met chronische mastitis, een goede melktechniek en het verbeteren van omgevingsfactoren als de boxbedekking.
Minder antibiotica, maar het effect varieert per bedrijf
Het project toont aan dat selectief behandelen het antibioticagebruik fors kan verminderen. Bij een directe behandeling krijgt elke koe met mastitis antibiotica. In de proef bleek dat bij de selectieve aanpak er bij slechts 55 procent van de gevallen een kuur nodig was. Die daling was kleiner op bedrijven met een minder goede uiergezondheid. Een andere bevinding was dat op bedrijven met een goede uiergezondheid de bacteriologische genezing iets lager lag, dus opvolging blijft zeker nodig.
Daarnaast speelt het kiempatroon een belangrijke rol. ‘Gramnegatieve bacteriën, gisten en schimmels sluiten we uit van een antibioticakuur, omdat die toch niet vatbaar zijn’, legt Creytens uit. ‘Maar als je veel grampositieve bacteriën hebt, die wel op antibiotica reageren, dan is je besparing veel beperkter.’
Melk kan sneller terug de tank in
Gerichter antibioticagebruik heeft wel een duidelijk voordeel: de melk mag sneller opnieuw in de tank. De klinische genezing verliep bij beide behandelmethoden even snel, met gemiddeld drie dagen. Ook het somatisch celgetal ontwikkelde zich vergelijkbaar.
Op melkveebedrijven blijkt het aantal dagen dat melk uit de tank gehouden moet worden na een behandeling tegen uierontsteking sterk te verschillen. Bij een directe behandeling gaat het gemiddeld om negen dagen, terwijl dit bij een uitgestelde kuur terugvalt tot zes dagen.
Door de kortere wachttijd en de vermindering in antibioticagebruik kwam de besparing uit op naar schatting 78,75 euro per mastitisgeval.