Fokkerij

Ruim de helft van de Canadese holsteins is A2A2

Het aandeel dieren met de genetische aanleg voor de A2A2-variant van het bètacaseïne-eiwit is sinds 2022 bij alle rassen gestegen
Het aandeel dieren met de genetische aanleg voor de A2A2-variant van het bètacaseïne-eiwit is sinds 2022 bij alle rassen gestegen

Iets meer dan de helft van de holsteins waarvan in Canada een merkerprofiel bekend is, heeft de genetische aanleg om A2A2-melk te produceren.

Dit blijk uit onderzoek van Lactanet. De Canadese veeverbeteringsorganisatie baseert deze conclusie op de uitslagen van merkeronderzoek van bijna 700.000 dieren, waarvan 92 procent vrouwelijk is en circa 40 procent in Canada is geboren. In de dataset was ook informatie van stieren uit Europa opgenomen.

Aandeel A2A2 bij brown swiss 84,1 procent

In de merkerprofielen van holsteins werd in 50,7 procent van de gevallen de genetische aanleg voor de A2A2-variant van het bètacaseïne-eiwit gevonden. Zo’n 40,7 procent van de dieren was A1A2 en maar 8,6 procent A1A1. Bij andere belangrijke melkrassen komt de A2A2-variant overigens veel vaker voor: 77,8 procent bij jersey en 84,1 procent bij brown swiss. De guernsey is in Canada het ras met het hoogste aandeel A2A2-dieren: 86,4 procent. Bij ayrshires komt deze variant het minste voor: 39,2 procent.

Verdeling van de verschillende varianten van het bètacaseïne-eiwit bij diverse rassen met tussen haakjes het aantal geteste dieren (bron: Lactanet)

Meer A2A2 sinds 2022

In 2022 onderzocht Lactanet ook al eens de verdeling van de genen voor de verschillende eiwitvarianten. Destijds was 48,1 procent van de holsteins A2A2, 42,4 procent A1A2 en 9,5 procent A1A1. De aanwezigheid van het A2-gen is in het holsteinras in drie jaar tijd dus met zo’n  twee procentpunt gestegen. Overigens was het aantal geteste dieren in 2022 met circa 130.000 nog wel een stuk kleiner. Bij de jerseys steeg het aandeel A2A2-dieren in drie jaar tijd met 7 procentpunt. Bij brown swiss nam het aandeel A2A2-dieren met ruim 20 procentpunt toe, maar Lactanet schrijft deze ontwikkeling voor een belangrijk deel toe aan het toevoegen van extra internationale informatie. Van de in Canada geboren brown swissen was 70,5 procent A2A2.

Zo’n 20 procent BB bij holstein

Lactatnet onderzocht ook de genetische aanleg voor de zes verschillende varianten van het kappacaseïne-eiwit. Dit eiwit heeft invloed op de stremming van melk bij de productie van kaas en is daarmee bepalend voor het rendement van de kaasproductie. De meest gewenste variant is BB. Deze werd bij 19,5 procent van de holsteins gevonden. Bij jersey en brown swiss was dit aandeel met respectievelijk 80,4 en 64,8 procent veel hoger. De EE-variant van het kappacaseïne-eiwit, die melk ongeschikt maakt voor de productie van kaas, komt bij minder dan een procent van de holsteins voor en bij brown swiss en jersey helemaal niet.