Fokkerij

In 20 jaar tijd 20 procent meer kg eiwit voor Nederlandse holsteinkoeien

In 2004 realiseerden de zwartbonte Nederlandse holsteinkoeien een rollend jaargemiddelde van 365 kg vet en 290 kg eiwit, in 2024 was dit gestegen tot 426 kg vet en 347 kg eiwit
In 2004 realiseerden de zwartbonte Nederlandse holsteinkoeien een rollend jaargemiddelde van 365 kg vet en 290 kg eiwit, in 2024 was dit gestegen tot 426 kg vet en 347 kg eiwit

De productie van kilo's eiwit van de zwartbonte holsteinkoeien in Nederland is in 20 jaar tijd met bijna 20 procent gestegen. In dezelfde periode steeg de productie van kilo's vet met zo’n 17 procent.

De productiestijging hangt samen met een vergelijkbare stijging van de genetische aanleg voor beide kenmerken, zo blijkt uit een analyse van de Animal Evaluation Unit (AEU) van Coöperatie CRV.

Plus 61 kg vet en 53 kg eiwit

In figuur 1 en 2 is de ontwikkeling van de genetische aanleg voor kg eiwit en kg vet en de gerealiseerde productie sinds 2004 in beeld gebracht. De genetische aanleg van de koeien is per geboortejaar weergegeven, waarbij de koeien geboren in 2020 de basis vormen. In 2004 realiseerden de zwartbonte Nederlandse holsteinkoeien een rollend jaargemiddelde van 365 kg vet en 290 kg eiwit, in 2024 was dit gestegen tot 426 kg vet en 347 kg eiwit. Tussen 2004 en 2022 steeg de genetische aanleg voor vetproductie met 61 kg en voor eiwitproductie met ruim 53 kg. 

Bij het interpreteren van de figuren moet bedacht worden dat kalveren pas twee jaar na hun geboortejaar in productie komen. De productie van 2024 is dus gerealiseerd door koeien met geboortejaar 2022 of eerder.

Figuur 1 – Vooruitgang in erfelijke aanleg en gerealiseerde prestaties (rollend jaargemiddelde) voor kilogrammen eiwit van zwartbonte holsteinkoeien in Nederland (bron: AEU, Coöperatie CRV)
Figuur 2 – Vooruitgang in erfelijke aanleg en gerealiseerde prestaties (rollend jaargemiddelde) voor kilogrammen vet van zwartbonte holsteinkoeien in Nederland (bron: AEU, Coöperatie CRV)

Omgeving bepaalt productie

De figuren laten zien dat de genetische aanleg continu is gestegen, maar dat de gerealiseerde productie meer schommelde. De productie wordt natuurlijk niet alleen bepaald door genetische aanleg. Het management van de veehouder, de kwaliteit van het voer en ziekten zoals blauwtong spelen hierbij een belangrijke rol. Zo daalde de productie in de jaren voor het einde van de melkquotering, waarschijnlijk omdat veehouders op de afschaffing anticipeerden door meer koeien aan te houden. Sinds de invoering van het fosfaatrechtenstelsel is een hoge productie per koe economisch weer interessanter en stijgt de productie relatief snel.

Minder productie in NVI

De productiestijging van de afgelopen twintig jaar is gerealiseerd ondanks dat steeds kenmerken zijn toegevoegd aan het fokdoel. Bij de introductie van de NVI in 2007 bepaalde productie (in de vorm van Inet) nog voor 40 procent de totaalfokwaarde. In de jaren daarna is de NVI-formule meerdere keren aangepast op basis van de wensen van veehouders. Zij wilden in het fokdoel meer aandacht voor kenmerken als levensduur, gezondheid en vruchtbaarheid. De huidige NVI voor melkrassen wordt voor 28 procent bepaald door Inet en voor 52 procent door fokwaarden voor levensduur, vruchtbaarheid en gezondheid.

Fokdoeldiscussie van start

Leden van Coöperatie CRV ontvangen vandaag een e-mail met een link naar een enquête. Met de antwoorden op deze enquête kunnen veehouders aangeven op welke kenmerken ze in de fokkerij meer nadruk zouden willen leggen en welke kenmerken wat hen betreft minder aandacht zouden mogen krijgen. Ook is er ruimte om suggesties te doen voor nieuwe fokkerijkenmerken. De uitkomsten van deze enquête zijn bepalend voor de samenstelling van de nieuwe NVI-formule die bij de indexdraai van april 2027 geïntroduceerd zal worden. 

In het septembernummer van Veeteelt, dat de komende dagen in de brievenbus valt, leest u een achtergrondverhaal over de fokdoeldiscussie die Coöperatie CRV komende maanden organiseert.