Fokkerij

Coöperatie CRV introduceert fokwaarde uierbalans

Vanaf de indexdraai van april gebruikt Coöperatie CRV melkrobotdata voor de schatting van fokwaarden voor uierkenmerken en melksnelheid
Vanaf de indexdraai van april gebruikt Coöperatie CRV melkrobotdata voor de schatting van fokwaarden voor uierkenmerken en melksnelheid

Tijdens de publicatie van fokwaarden in april verschijnt er een nieuwe fokwaarde: uierbalans. 

De Animal Evaluation Unit (AEU) van Coöperatie CRV berekent dit nieuwe kenmerk op basis van melkrobotdata. Deze data worden voortaan ook gebruikt voor de schatting van fokwaarden voor uierkenmerken en melksnelheid.

Uierbalans is optimumkenmerk

Het kenmerk uierbalans is gedefinieerd als het verschil in uierdiepte tussen de achteruier en de vooruier. De fokwaarde voor uierbalans wordt weergegeven op een relatieve schaal met een gemiddelde van 100 en een spreiding van 4, net als bij andere exterieurkenmerken. Bij holsteinvaarzen hangt de achteruier nu gemiddeld 2 centimeter hoger dan de vooruier. Bij gebruik van stieren met een fokwaarde boven de 100 zal dit verschil toenemen. Bij gebruik van stieren met een fokwaarde onder de 100 zal dit verschil afnemen. ‘Uierbalans is een optimumkenmerk’, vertelt Niek Meijer van Coöperatie CRV die de fokwaarde ontwikkelde. ‘Uiers die van achteren veel dieper zijn dan van voren zijn niet gewenst, maar ook het omgekeerde geldt, zeker voor robotmelkers. Als de achteruier veel ondieper is dan de vooruier hebben robots moeite met het detecteren van de achterspenen.’

Het kenmerk uierbalans is gedefinieerd als het verschil in uierdiepte tussen de achteruier en de vooruier

Hogere betrouwbaarheid door robotdata

De afdeling AEU van Coöperatie CRV berekent de fokwaarde voor uierbalans aan de hand van melkrobotdata. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de speencoördinaten die melkrobots na iedere melking vastleggen. Deze zelfde coördinaten worden vanaf de indexdraai van april ook gebruikt voor de berekening van uierkenmerken in de onderbalk als aanvulling op gegevens uit de bedrijfsinspectie. ‘Door deze aanpassing veranderen de fokwaarden voor stieren nauwelijks, maar ze worden wel betrouwbaarder’, legt Meijer uit. ‘Dat is met name gunstig voor stieren met weinig dochters aan de melk’, legt hij uit.

Melksnelheid meten in plaats van schatten

Bij de indexdraai van april wordt ook de berekening van de fokwaarde voor melksnelheid aangepast. De schatting van fokwaarden voor dit kenmerk is voortaan eveneens gebaseerd op de melkrobotdata. Tot nu toe maakte Coöperatie CRV gebruik van cijfers die de bedrijfsinspecteurs vastlegden. Deze cijfers waren gebaseerd op een schatting van de melksnelheid door de veehouder. ‘Door gebruik te maken van robotdata stijgt de erfelijkheidsgraad van het kenmerk melksnelheid van 0,23 naar 0,51’, vertelt Meijer. ‘Dit vertaalt zich in een hogere betrouwbaarheid van de fokwaarden van stieren.’ De hoogte van de fokwaarde melksnelheid zal volgens Meijer door de aangepaste berekening nauwelijks veranderen.

Gegevens eerder beschikbaar

‘Een voordeel van het gebruik van robotdata is dat gegevens van vaarzen eerder beschikbaar zijn en kunnen worden ingezet voor de fokwaardeschatting’, vult de onderzoeker nog aan. ‘We hoeven nu niet meer te wachten tot de dieren zijn ingeschreven door de bedrijfsinspecteur’, legt hij uit.

Alle achtergronden over de nieuwe fokwaarde uierbalans en de berekening van fokwaarden uit robotdata zijn te lezen in het maartnummer van Veeteelt dat eind volgende week verschijnt.